De Reunie
maandag 18 juni 2012 om 01:47
Het was de zesde en laatste Basisschool die ik bezocht. Eerder, tussen 1969 en begin 1974, ging ik naar Kleuterscholen in Zwolle en Nijmegen, twee Basisscholen in Nijmegen en één "School met den Bijbel" in de provincie Groningen.
En dan valt mijn toetsenbord stil.
Zoals altijd, wanneer ik me voorstel dat mijn ouders een stukje op mijn weblog zullen lezen.
Hoe voorkom je, dat je je ouders herinnert aan hun verdriet, aan hun verlies?
En dan helemaal op een dag als Vaderdag, waarop ik weet dat het cadeau dat niet komt: het cadeau met afzender Petra, zwaar valt. Zó zwaar dat de angst me om het hart slaat: je zou het maar moeten meemaken als ouders.
Op de lijst van aanwezigen bij de Reunie —Afscheidsreunie de school gaat sluiten— stonden nauwelijks klasgenootjes. Namen van klasgenootjes van wie ik me nog regelmatig afvraag hoe het met ze gaat, Patricia van der Berg, Hennie Mulder, Pieter Regelink, Ingrid Hardsteen, Ronald Boersma, Pieter de Vos, Jan Aufenacker, stonden er niet tussen.
Was de Reunie niet breed genoeg aangekondigd? Of wilden mijn klasgenootjes niet herinnerd worden aan het wrede pedagogische klimaat van de vroege jaren 70?
Want wreed, dat was het. Elk ander woord dekt de lading niet. Ook in Groningen heerste zo'n wreed klimaat: er vielen klappen en vernederende woorden.
Als je als kind dan op een school komt waar zoiets opnieuw gebeurt —terwijl je weet dat slaan op je Jenaplanschool in Nijmegen volkomen ongebruikelijk was— raak je in verwarring: ik dacht dat dit verboden was, maar ook hier doen ze het toch? Is het dan soms normaal?
Ondertussen leerden we er ook geweldig leuke dingen, er was een documentatiecentrum om werkstukken te maken, handvaardigheid stond op een veel hoger plan dan in Groningen (waar jongens en meisjes gescheiden 'handenarbeid' (jongens) en 'handwerken' (meisjes) hadden (iets wat ik hels vond omdat ik alles al kon: breien, haken, borduren, terwijl dat timmeren, zagen en electra-knutselen, wat ik thuis van mijn vader leerde, véél leuker was.)) En inhoudelijk was de les zó goed, dat we in de Brugklas een jaar konden niksen.
Kun je het dan de onderwijzer kwalijk nemen als hij in zijn wens om kinderen veel bij te brengen, in onmacht zijn beheersing verliest en overgaat op de verkeerde middelen? Ik heb het me heel vaak afgevraagd. Met tranen in mijn ogen bij de beelden op mijn netvlies.
Goede lessen ten spijt: als je ziet dat andere kinderen, letterlijk met hun hoofd op de tafel geslagen worden, —het jongetje naast me aan mijn tafel— of zo hard van hun stoel geschopt worden dat ze een eind verderop met hun hoofd in een kastje belanden, als je hoort hoe je klasgenootjes worden uitgemaakt voor dom, lui en mensen die in de toekomst niets zullen bereiken ("Putjesschepper! JIJ wordt later PUTJESSCHEPPER!") ga je dagelijks met angst naar school.
Ik heb wel eens gedacht dat ik eigenlijk een middelmatige leerling was, maar uit PURE angst zó goed mijn best deed, dat ik —ik heb mijn cijferlijst gisteren meegekregen— vrijwel altijd hoge cijfers haalde: je zou maar een fout maken en dan zo worden uitgescholden of worden geslagen.
Ik herinner me nog hoe ik wakkerlag van het leren van de tafels boven de twaalf. De verbale vernedering van de kinderen die voor de klas, uit pure stress en angst, fouten maakten. De angst dat ik daar ook zou komen te staan. Het schuldgevoel om alle keren dat je niet bent opgestaan, niet hebt geroepen: Hou op, Nu! Dit kan niet! Ophouden! Wat ik thuis wel deed als mijn ouders ruzieden.
Eigenlijk wilde ik niet gaan.
En dan nog de gedachte, dat de klasgenootjes van Petra er zouden zijn: Hey, waar is dat leuke zusje van je, wat doet zij vandaag, mag ik haar adres!? Wat zeg je dan. Ja hoor, natuurlijk, dat is Grafnummer 40-3-0143 op de NieuweOoster.
Nee, het leek me een slecht plan.
Maar toen zag ik de naam Ida Olthof bij “misschien aanwezig.†En mailde klasgenootje Rik, dat hij met zijn broertje, schoonzus en hun kinderen, die ook allemaal naar deze school gingen, er ook zouden zijn.
Dan werd het toch een soort thuiswedstrijd.
Vooraf googelde ik nog naar de naam van mijn in 1981 gestorven vriendinnetje, vroeg ik bij de organiserenden of het een idee was om voor haar, Henriëtte Heezen, en mijn zusje een tafeltje in te richten met foto's en een kaarsje. Dan sta je daar als nabestaande niet zo voor vragen van "mag ik haar adres?" want dan kun je naar dat tafeltje wijzen. Maar Henriëtte en haar familie kon ik niet vinden en ik drong niet verder aan op het tafeltje.
"Ida komt niet," zei Cynthia, die ik moeiteloos herkende in de hal waar nog steeds dezelfde jassen-kastjes hingen: "Mijn moeder kwam haar tegen, ze had er geen zin in, zei ze."
"Jammer... Maarja, ook wel begrijpelijk.." zeiden we tegen elkaar, en onze paden bleken veel dichter bij elkaar gelegen te hebben: Cynthia had conservatorium in Hilversum gedaan in de tijd dat ook ik in Hilversum woonde en optrok met conservatorium-studenten.
Toch stond Ida ineens in het lokaal waar we bijna vier jaar hadden doorgebracht, en zo sprak ik toch nog twee vriendinnen van vroeger. Vreemd hoe je als kind nooit spreekt over de angst die je dagelijks deelt, en hoe je samen als volwassenen daarop kunt terugkijken.
Bij het buffet raakte ik Ida en Cyntha even kwijt en op zoek naar hen beleefde ik de schok van de avond. Ineens stond ik oog in oog met ....Henriëtte. Ze staarde naar mijn naamkaartje en zei: "1977, jij bent uit de klas van..." — "Henriëtte" riep ik,"jij bent het zusje van Henriëtte!"
Henriëtte was, in mijn 8, 9jarige ogen, net als ik een stoer meisje, dat bij waterkanten speelde, op zandbergen in de bouw klom en niet terugdeinsde voor bomenklimmen in de tuin van mijn grootouders. Zoals andere meisjes (er waren er maar 5 in mijn eigen klas) wel deden. Ook was ze, anders dan de vriendinnetjes van mijn zusje, nooit 'vals' —ja zo noem je dat als kind, ik wel tenminste, en voor mij was dat een criterium. Jongens waren ook nooit vals, dus Henriëtte en ik speelden ook met jongens, en met meisjes uit andere klassen, Ida en Ingrid. We hadden een club, de rappe ratsers, een naam gepikt van Marten Toonder. Veel weet ik er niet meer van, maar heel af en toe kom ik oude notitieboekjes tegen, met "regels" of "het geheimschrift" van "de rappe ratsers." Belachelijke regels (als ik me goed herinner was vals en meisjesachtig zijn verboden, een topzwaar geweten was verplicht) en een onmogelijk geheimschrift, maar hey: we hadden een club! We bespioneerden vermeende dierenbeulen die geen dierenbeulen waren en postten bij andere 'clubs' die in een gat in de grond schuilden.
Maargoed, mijn herinneringen zijn flardistisch geraakt, en ik zou ze niet aan elkaar willen praten met ingevulde details.
Waarom ging Henriëtte naar de huishoudschool? Jarenlang heb ik tegen mezelf gezegd dat het goed was dat onze school geen cito-toets afnam. Maar stel dat onze school dat wèl had gedaan, was Henriëtte dan naar de Havo gegaan? Van onze klas mochten er maar twee naar de HAVO-VWO-brugklas, alleen Rik en ik. Veel andere klasgenootjes volgden alsnog HAVO en VWO-onderwijs, door na de MAVO-brugklas over te stappen. Kennelijk hadden ze allemaal een te laag advies gekregen. Mijn advies was HAVO is te lezen op m'n rapportkaart, en ik deed, net als Rik, gymnasium. Ik vermoed dat veel kinderen van mijn klas destijds een te laag advies gekregen hebben. Ach, het is onbelangrijk.
Maar het is jammer dat Henriëtte, die op haar 16e verongelukte bij een brommerongeluk, gedacht heeft dat ze niet zo goed kon leren. En dat zij niet oud genoeg geworden is om dat zelfbeeld bij te stellen.
Naast alle ontmoetingen en adressen waarmee ik heel blij ben, heb ik ingebonden schoolkranten meegekregen. Van precies die jaren dat Petra en ik op deze school zaten: 1974-1977. (Mijn moeder heeft Petra naar aanleiding van mijn verhalen over het wrede schoolklimaat in 1977 van school gehaald en op een basisschool verder van ons huis ondergebracht.) In die schoolkranten staan enkele gedichtjes van Petra, uit de tijd dat ze net leerde schrijven.
Ik zal ze boven dit stukje plaatsen.