Einde zonder uitvaart
donderdag 11 december 2014 om 18:01
* 18 mei 1946, Hilversum - † 3 december 2014, Zaandam
Nou meis, zijn we toch nog op dezelfde dag verhuisd, jij naar je nieuwe huis en ik naar de eeuwige jachtvelden. Variant: Naar mijn kuil. Zo zou Wouter over zijn eigen dood gesproken hebben.
Ik heb lang gedacht over de vraag of ik zijn naam voluit zou schrijven. Familieleden, vrienden had hij niet, nauwelijks. Wie zou zijn naam kunnen googlen, zijn vijanden? Moet je die de lol van leesvoer gunnen? En kun je überhaupt leesbaar schrijven over een bizar en tragisch leven, dat al snel onder de noemer stranger than fiction valt?
Wouter leerde ik kennen als een man die rondliep met een molensteen aan misdaad en mislukking. Die hem er toe dreef om, na het uitzitten van zijn straf, euthanasie aan te vragen. Een aanvraag die hem na een jaar soebatten geweigerd werd. Terecht: als euthanasie ons middel wordt om van depressieve ex-delinquenten af te komen, zijn we nog maar een paar stappen verwijderd van het enkeltje Auschwitz op elke OV-chipkaart.
En ja, dat soort uitspraken kon je tegen hem doen, onverbloemd. Hij kon er om lachen —en bleef bij zijn standpunt, dat zijn leven een te grote opstapeling van fouten en mislukkingen was. Dat er beter geen mensen in zijn buurt konden komen. Dat er altijd, vroeg of laat, iets spaak liep. Hij spaakliep.
Maar waar zijn je dromen Wouter? herinnerde ik hem dan aan het toekomstbeeld waarover hij geschreven had vóór hij van de radar verdween en achter de tralies weer opdook: een woonbootje, uitkijkend over het water, ergens ver weg in een leeg deel van Nederland, Zeeuws Vlaanderen bijvoorbeeld.
Ach nee, dromen.. het was al moeilijk genoeg om na detentie woonruimte te vinden —en dan somde hij een reeks van financiele, medische en huisvestingsproblemen op, waarin je bijna heimwee naar de gevangenis kon horen doorklinken. Iets dat hij overigens ten stelligste ontkende. Toch was hij was nergens meer thuis, was vrijwel iedereen kwijt geraakt, zat op alle gebieden aan de grond en kon zichzelf de dood van zijn neef niet vergeven. Leed aan de gedachte dat ook zijn zoon nog geleefd zou hebben als hij maar ‘een beter mens’ geweest was. Een gedachte die, zodra hij hem even wist te vergeten, de kop weer op stak in herinneringen aan zijn exvrouw en andere familieleden die hem de dood van zijn zoon keer op keer verweten hadden.
Op 2 december pakte ik Wouters brieven in, allemaal, een hele la vol handgeschreven brieven, grappige brieven, met waarnemingen in het gevangenisleven, herinneringen aan andere tijden, geestige verhalen uit de scheepvaardij, rake kritiek op psychologen en medegevangenen, het leven als 'gemend kind', met een indische vader en een hollandse moeder die hem altijd het gevoel gaf dat hij eigenlijk te min was. En dat alles eigenlijk zonder zelfbeklag. Kortom, ontroerende en geestige brieven, —die ik allemaal ook handgeschreven beantwoord had. Ik dacht nog: na de verhuizing Wouter bellen.
Maar een hartinfarct werd hem, in zijn net gevonden woonruimte fataal. Gelukkig, zou ik bijna zeggen. Geen euthanasie, geen fatale confrontatie met zichzelf of een ander.
Een afscheidsdienst wilde hij niet. Spreken op de Herdenking tien jaar na Petra's dood, was zijn afscheid, zei hij destijds. En ja, zijn toespraak was geestig, ontroerend en openhartig. En wij hoorden over een ons onbekende kant van Petra, de kant ‘Petra in haar rol als Huisarts.’
Om Wouter niet zomaar afscheidsloos te laten gaan, zal ik iets citeren uit het derde gedicht op deze pagina, dat hij in zijn cel had hangen.
|
Lieve mensen, nabestaanden van Wouter, ik kan en wil niet ingaan op teksten die een ander beeld van Wouter schetsen dan de aimabele, humoristische, zelfkritische en zwaar lijdende persoon die ik de afgelopen 11 jaar in lange gesprekken en brieven heb leren kennen.
Hij heeft zijn straf uitgezeten en genoeg geleden. Het is goed zo. As tears go by.